Handmatige monitoring

< terug naar monitoring

Kunstwerken kunnen bewegen, muren kunnen scheuren of barsten, funderingen kunnen verzakken, oude gebouwen zijn onderhevig aan vele invloeden en kunnen onstabiel worden.  Al deze, en nog vele andere, bewegingsvormen kunnen opgevolgd worden door een monitoring uit te voeren. 

Vaak is een live-monitoring niet nodig en is het voldoende om met een vooraf bepaalde frequentie manuele metingen uit te voeren met high-end meettoestellen.

Verplaatsing vaststellen van enkele meetpunten door telkens ter plaatse te gaan en de meetpunten handmatig in te meten.  In dit geval zijn er twee belangrijke metingen: de zettingsmeting waarbij enkel de verticale verplaatsing gemeten wordt of de bewegingsmeting waarbij de beweging in X, Y en/of Z gemeten wordt.

De handmatige monitoring wordt meestal aangewend bij zeer korte meetcampagnes of bij langere meetcampagnes waar continue opvolging niet noodzakelijk is. Dit soort metingen zijn vaak het meest geschikt in situaties waarbij er geen direct veiligheidsrisico is.  Vaak zijn dit onderzoeksvraagstukken waarbij gezocht wordt wat er aan de hand is, waarom er scheuren ontstaan of waarom er een niet-risicovolle verzakking optreed.

Bij de handmatige monitoring wordt er na de nulmeting volgens een vooraf afgesproken frequentie telkens naar de locatie terug gegaan om dezelfde meting opnieuw uit te voeren.  Bij deze inmeting dient er wel aandacht besteed te worden aan de eventueel veranderende omstandigheden, wat een invloed heeft op de meting.  Door ervoor te zorgen dat deze omstandigheden zo veel mogelijk dezelfde blijven gaan er minder schommelingen optreden.  Zo is het aangewezen telkens op eenzelfde tijdstip te meten (temperatuurverschil ochtend/avond door invallende zon beperken), de afstanden en hoeken tussen meettoestel en meetpunt dezelfde te houden, niet meten bij stormweer,…

De zettingsmeting

Bij de zettingsmeting wordt de verticale verplaatsing vastgesteld van enkele meetpunten.  De verplaatsing in de X- of Y-richting en vervormingen van een vlak wordt niet vastgelegd.

Bij een zettingsmeting wordt de hoogte van enkele geplaatste meetpunten ten opzichte van elkaar of ten opzichte van vaste of bekende punten in de omgeving bepaald tijdens de nulmeting.  Enige tijd later volgt een tweede meting waarna de eerste meting met de tweede vergeleken wordt.  Er kan dan vastgesteld worden of er sprake is van een zetting of misschien zelfs wel een stijging van één van de meetpunten meetpunt.

Er zijn verschillende manieren om een zettingsmeting uit te voeren.  De keuze van de juiste methode is afhankelijk van het doel van de meting, de meetomstandigheden en de vereiste nauwkeurigheid.  Het gaat de opdrachtgever om de verticale verplaatsing, oftewel de zettingen.  Een meting met een hoognauwkeurig totaalstation levert vaak al voldoende nauwkeurigheid.  Meten met een digitaal waterpasinstrument is echter veel nauwkeuriger en wordt noodzakelijk wanneer meetpunten op een grotere afstand van elkaar liggen.  Een digitaal waterpasinstrument of waterpastoestel is een optisch apparaat waarmee met hoge precisie een horizontaal vlak gerealiseerd kan worden.  Hoogteverschillen ten opzichte van dit vlak kunnen worden ingemeten.  De aflezing van deze hoogtehoogteverschillen gebeurd op een meetbaak met streepjescode.  Deze meetbaak kan in invar zijn om niet beïnvloed te worden door temperatuur. 

De bewegingsmeting

Bij de bewegingsmeting worden horizontale en/of verticale bewegingen gemeten door op een vooraf bepaalde frequentie telkens metingen uit te voeren.

Deze bewegingsmeting is zeer gelijkaardig aan de hierboven beschreven zettingsmeting, met als verschil dat er ook een verplaatsing in X en/of Y-richting bepaald wordt.  Bij aanvang is het van groot belang de juiste methode te kiezen op basis van de beschikbare gegevens over de omgevingsinvloeden.  Om zowel X, Y als Z-richting te kunnen meten is een hoognauwkeurig totaalstation aangewezen.  Dit landmeetkundig toestel meet afstanden en hoeken naar de verschillende meetpunten waardoor deze elk een X, Y en Z-waarde krijgen.  Deze verkregen waarden worden dan vergeleken met de vorige meting en de referentiemeting waardoor de beweging bepaald kan worden.

Deze metingen kunnen onder andere worden toegepast om scheefstanden van gevels of muren op te volgen, om te bepalen hoe hoge muren zich ten opzichte van elkaar gedragen (bv in kerken).

Er is ook een combinatie mogelijk van een zettingsmeting en een bewegingsmeting. Dit kan bijvoorbeeld door onderaan een gevel een meetpunt te plaatsen en bovenaan.  Het punt onderaan wordt dan gebruikt om de zetting van de muur op te volgen terwijl het punt bovenaan de scheefstand van deze muur gaat bepalen.

3 meetpunten (type Bohnenstingl magnetisch bolprisma) boven elkaar om de scheefstand van de kaaimuur op te volgen

De handmatige bewegingsmeting kan eventueel semi-automatisch uitgevoerd worden.  De huidige generatie hoognauwkeurige totaalstations hebben een ingebouwde routine die ervoor zorgt dat het totaalstation, nadat de positie bepaald is, zelf alle ingestelde meetpunten gaat zoeken en inmeten.  Deze semi-automatische meting is nog net wat nauwkeuriger dan de meting waarbij elk individueel punt handmatig ingemeten wordt.

De scheurmeting

Bij een scheurmeting wordt de scheurwijdte ingemeten ter controle van deze scheur.

Een scheurmeting kan ook handmatig uitgevoerd worden door aan elke zijde van de op te volgen scheur een referentiepunt aan te brengen waartussen de afstand dan gemeten wordt.  Deze meting kan gebeuren met een af te lezen scheurmeter of door gebruik te maken van een meettoestel dat de afstand tot twee meetpuntjes aan elke zijde van de scheur nauwkeurig inmeet.  Deze meting wordt dan ook telkens vergeleken met de vorige meting en de nulmeting.

Naast deze drie metingen zijn er nog andere metingen die uitgevoerd kunnen worden.  Hiervoor beschikt PelserHartman over de juiste kennis om telkens het meest geschikte systeem te kunnen voorstellen.

< terug naar monitoring

Meer informatie nodig? Neem dan contact met ons op


PelserHartman