In 2014 en 2015 heeft in Ravenstein archeologisch onderzoek en bouwhistorisch onderzoek plaatsgevonden in het voormalige bastion Famars, onderdeel van de vestingwerken Ravenstein. Het gaat om een voor Nederland onbekend type bastion naar vroeg-Italiaans voorbeeld, dat inmiddels de naam `Philips van Kleef-bolwerck’ heeft gekregen, naar de naam van de oorspronkelijke bouwheer. Vernieuwend was de documentatiemethode die de gemeente verlangde: 3D-laserscanning.
3D laserscanning is een meettechniek die ook wordt gebruikt in het tv-programma ‘Time Scanners’ van National Geographic. In Nederland is het al toegepast bij de opgraving van het Domplein in Utrecht en de documentatie van de Armenhoef in Best.
Aanleiding archeologisch onderzoek vestingswerken Ravenstein
Aanleiding voor dit onderzoek was de ontdekking van een omvangrijk stelsel van muren en gangen onder dit voormalige bastion, door de emeritus hoogleraar Martin Jan van Mourik. In zijn achtertuin, die het volledige oppervlak van het zeventiende-eeuwse bastion beslaat, bleek uiteindelijk een nog zeer gaaf bewaard ouder vestingwerk uit de Renaissance aanwezig te zijn. Het Philips van Kleef-bolwerck is una grande Novità; een belangrijke vernieuwing voor de Nederlandse vestingbouw van die tijd.
Leestijd: 13 minuten. Dit artikel over het Philips van Kleef-bolwerck is eerder verschenen in ARCHEObrief, het vakblad voor Nederlandse archeologie, jaargang 19, nummer 4. Auteurs: Eric van der Kuijl, Jeroen Pelser en André Viersen.
Archeologisch onderzoek vestingwerken Ravenstein
Graafwerkzaamheden in de periode 2012 tot 2015 hebben aan het licht gebracht dat binnen het terrein van het aarden bastion Famars uit 1621 omvangrijke restanten van oudere voorgangers liggen. De ontdekking van een zestiende-eeuws gangenstelsel was aanleiding voor opgravingen, waarbij ook een niet afgebouwde fase onder bastion Famars aanwezig bleek. Deze kwam aan het licht bij het uitgraven van het schootsveld van het Philips van Kleef-bolwerck in de zomer van 2015.
Bolwerk naar oud-Italiaans model
Het dieper gelegen zestiende-eeuwse vestingwerk blijkt een bolwerk naar oud-Italiaans model te zijn. Dit bolwerk bestaat uit stenen ruimten, overdekt met aarde om de muren te beschermen tegen kanonvuur. Het vestingwerk omvat twee kazematten met in het midden een grote ovale verblijfsruimte, waarvan de ingang al in 1988 is blootgelegd. Het geheel was oorspronkelijk grotendeels omgeven door een ter plaatse niet meer herkenbare, na 1544 gedempte stadsgracht. Tijdens de aanleg van het vestingwerk was Philips van Kleef de baas in de soevereine heerlijkheid Land van Ravenstein. Hij leefde van 1456-1528 en noemde zich van 1492 tot zijn dood `heer van Ravenstein’. Van 1499 tot 1506 was hij namens Frankrijk tevens gouverneur van Genua, zodat aannemelijk is dat hij in Italië de inspiratie opdeed voor de vernieuwing van de fortificatie van Ravenstein. Om het vestingwerk te kunnen onderscheiden van het bastion Famars heeft het de naam Philips van Kleef-bolwerck gekregen.
Philips van Kleef-bolwerck: toevallige ontdekking
De aanleiding voor de opgraving was een ontdekking bij het graven van een zinkput in 1988 door Van Mourik. Hij stuitte bij toeval op twee parallel lopende, 4 meter diep reikende muren, die met elkaar verbonden waren geweest door een tongewelf. De overwelfde gang leek de toegang te zijn tot een grotere overwelfde ruimte, waarvan de gewelfaanzetten eenzijdig zichtbaar waren. De autoriteiten kwamen na een melding een kijkje nemen en waren aanvankelijk niet bijzonder geïnteresseerd in de vondst. Het zou volgens de dienstdoende ambtenaar gaan om bij het bastion Famars behorende werken. Het advies luidde mooie foto’s te maken en daarna de stenen resten weer onder de aarde te laten `verdwijnen’.
Van Mourik volgde dit advies, maar kon zijn vondst niet loslaten. De aan het daglicht gebrachte toegang behoorde naar zijn gevoel niet bij een aarden bastion naar oud-Nederlands model. Na zijn pensioen zette hij toch weer de schop in de grond, strijdig met de heersende opvatting in de archeologische monumentenzorg, waarbij men vooral inzet op behoud in situ. Hij stuitte op een forse muur met ronding, voorzien van een gewelfaanzet. Tot de nieuwe ontdekkingen behoorde onder meer een onderaardse overwelfde ruimte. Van Mourik zocht hierop contact met het bestuur van Stichting Menno van Coehoorn. Dit leidde tot een afspraak om de aangetroffen resten te laten inspecteren door een specialist. Van Mourik staakte zijn eigengereide graafwerk, richtte vervolgens Stichting Vestingwerken Ravenstein op.
Inschakelen professionals archeologische opgraving vestingswerken Ravenstein
Archeoloog Eric van der Kuijl van Hamaland Advies werd namens de Monumenten Advies Commissie van Stichting Menno van Coehoorn naar Ravenstein gestuurd en constateerde dat er sprake moest zijn van een groot verdedigingswerk dat nader onderzoek verdiende. De professionalisering leidde, in goed overleg met de gemeentelijk archeoloog, drs. R. Jansen van de gemeente Oss, tot legalisering van hetgeen vanaf 1988 was geschied, op voorwaarde dat de archeologische vindplaats volgens de geldende richtlijnen conform gedocumenteerd zouden worden. Dit hield in dat er eerst een bureauonderzoek verricht zou worden naar de historie van het verdedigingswerk en er een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel zouden worden opgesteld, dat daarna voorwoord zouden worden in een Programma van Eisen. Dit Programma van Eisen zou dan de leidraad zijn voor het nog uit te voeren proefsleuvenonderzoek.
André Viersen van Utrecht werd bij het project betrokken als bouwhistoricus. Een eis van de gemeente was tevens dat het reeds door Van Mourik vrij gelegde muurwerk met ingemeten zouden worden voor reconstructie. In overleg met Viersen werd bepaald dat 3D scanning het beste middel was om het project te meten. PelserHartman werd benaderd voor het scanwerk. 3D-scanning is nog nieuw binnen archeologie en bouwhistorie, maar heeft direct zijn grote voordelen getoond door overzicht te geven over het hele terrein. Het was zo makkelijker verbanden te leggen en vermoedens te bevestigen. Omdat de laserscan elke vierkante millimeter in 3D documenteert, zal de techniek zijn meerwaarde ook nog in latere fases bewijzen.
Reconstructie archeologisch onderzoek met laserscanning
Beschrijving archeologische vondst vestingwerken Ravenstein
De vondst is in één bouwfase opgetrokken in een relatief hard gebakken oranje baksteen, met een steenmaat van 28 à 29 bij 12 à 14 bij 6 à 7 centimeter. Voor het metselwerk is tras (schelpenzand) en kalkmortel toegepast. In het bolwerk is een vloer van bakstenen aanwezig. Het vestingwerk was verder van twee in baksteen uitgevoerde kazematten voorzien. Deze kazematten zullen 10,8 bij 3,4 meter groot zijn geweest en waren onderling verbonden door een overwelfde ruimte met een enigszins ovale plattegrond. De centrale ruimte was toegankelijk door middel van een ongeveer 2,5 meter brede gang met tongewelf in de richting van de keel van het bastion. De toegang naar de centrale ruimte vanuit deze poterne kon met een deur of hek worden afgesloten.
Resultaten onderzoek
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek is gesteld dat binnen het voormalige bastion Famars sprake is van een uitzonderlijk gaaf bewaard gebleven kazemat uit de renaissance, die in 1621 overbouwd is met bastion Famars. Nader onderzoek in 2015 wijst uit dat in 1621 weliswaar opdracht is gegeven tot de bouw van het bastion, maar dat de afronding van het werk na 1626 heeft plaatsgevonden. De aangetroffen muren van de kazematten zijn ongeveer een meter dik. De kazematten en de centrale ruime waren overkluisd met segmentboogvormige bakstenen gewelven. Die gewelven zijn bij de ontmanteling grotendeels ingezakt maar deels nog aanwezig. Het bolwerk was voorzien van een aarden dekking.
Volledig gave gemetselde geschutstrechter
Vóór het schietgat van de oostelijke kazemat is een volledig gave gemetselde geschutstrechter aangetroffen van bijna 6 meter lang. Deze was noodzakelijk vanwege de aarden dekking van het bastion. Van de noordelijke kazemat is alleen het zuidelijke deel van de oostmuur ontgraven. Het noordelijke deel bevindt zich onder het tuinhuis van de familie Van Mourik. Bij de opgraving bleek dat de westelijke muur van de kazemat tot op grote diepte was weggebroken. De oostelijke muur met nis is gespaard gebleven.
Datering Philips van Kleef-bolwerck
Onder de buitenmuur van het vestingwerk troffen de archeologen een eikenhouten funderingsbalk aan. Een houtmonster hiervan is dendrochronologisch gedateerd. Bij een dendrochronologische datering wordt de ouderdom van hout bepaald aan de hand van het jaarringpatroon. Hieruit kwam naar voren dat het hout voor deze balk in 1509 geveld is. Het vestingwerk zal dus in 1509 of in 1510 gebouwd zijn.
Zuidelijke onderzoeksgebied
In het zuiden van het onderzoeksgebied is muurwerk aangetroffen van de geschutstrechter. Hier tegenaan ligt een aarden wal. Van de kanonskelder zelf is ook een muur gevonden. Deze heeft een schietgat met hardstenen deurlijst. Aan weerszijden van het schietgat zijn twee ijzeren deurhengsels aangebracht, waarin oorspronkelijk een stalen luik of deur gehangen heeft. De kanonskelder was daardoor afsluitbaar. De buitenzijde van de opening is voorzien van een hardstenen lijst, bestaande uit iets rond lopende blokken Namense hardsteen, die met ijzeren klampen aan elkaar zijn gezet. Deze blokken grenzen aan de oorspronkelijke waterlijn van de stadsgracht. Hierin zijn de uitbraaksporen zichtbaar van de blokken Namense hardsteen, waarmee de randen aan de buitenzijde van de geschutstrechter oorspronkelijk bekleed waren. Halverwege bevindt zich een grote V-vormige uitsparing, waarin oorspronkelijk een sluitsteen bevestigd moet zijn geweest. Aan de buitenzijde van de zuidelijke kanontrechter bevindt zich een gemetselde één-steens dikke muur over een lengte van 1 meter en een resthoogte van maximaal 70 centimeter.
Onderscheid bastion Famars en Philips van Kleef-bolwerck
Om onderscheid te maken tussen het zeventiende-eeuwse aarden bolwerk Famars en de onderzochte resten van het oudere bolwerk, wordt voor de laatste de naam Philips van Kleef-bolwerck aangehouden. Het Philips van Kleef-bolwerck is een bijzonder object. Het is een van de vroegste bastions in Nederland op basis van Italiaanse ideeën. Voor het schietgat van de oostelijke kazemat is een gemetselde schietkoker aangetroffen van bijna 6 meter lang. Opvallend is dat het gewelf een vrij vlakke boog heeft. Het geschut zal in een relatief horizontale positie gebruikt zijn, wat de reikwijdte zal hebben verminderd. De geschutstrechter zal het geschut bescherming hebben geboden tegen vijandelijk vuur, maar zal ook het schootsveld sterk hebben beperkt. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat tijdens de uitvoering een wijziging van het ontwerp heeft plaatsgevonden. De oostwand met schietkoker van de oostelijk kazemat is al tijdens de bouw iets verschoven, zodat het schootsveld van het geschut een sterker flankerende werking zou krijgen ten opzichte van de aansluitende courtine.
Het Philips van Kleef Bolwerck in internationaal perspectief
Rond 1500 beleefde de vestingbouw in Italië belangrijke ontwikkelingen. Door de toepassing van buskruit en kanonnen waren de stenen verdedigingswerken, zoals muren en torens, niet meer bestand tegen zware aanvallen. Ter bescherming werden de stenen bolwerken daarom afgedekt met aarde. Vanuit geschutskelders in de `keel’ werden de muren flankerend gedekt. Philips van Kleef legde grote belangstelling aan de dag voor de oorlogsvoering te land en ter zee. Hij schreef er zelfs een befaamde verhandeling over: Instruction de toutes manières de guerroyer tant par terre que par mer.
Beschrijving Philips van Kleef Bolwerck
Het in Ravenstein aangetroffen bolwerk is een stenen bouwwerk met de kenmerken van Italiaanse vestingbouw uit de Renaissance. Het gebruik van kazematten met geschutstrechters en een dekking van aarde past in de technologische ontwikkelingen van de late vijftiende eeuw, als antwoord op de vuurkracht van het moderne geschut. Als oplossing voor de traditionele middeleeuwse vestingbouw werden belangrijke vernieuwingen toegepast afkomstig uit het Italiaans vestingstelsel, zoals vooruitgeschoven bastions om de ongedekte flanken of muren tussen de muurtorens te dekken en aarden verdedigingswerken ter vervanging van de stenen rondelen. Vaak ook werden stenen muurtorens gedeeltelijk afgebroken en verlaagd om er rondelen van te maken, die vervolgens bedekt werden met aarde om de impact van de vijandige kogels te kunnen smoren.
Oplossing dode hoek torenbastion
Echter, bij de torenbastions bleef een dode hoek over die niet vanaf de aangrenzende geschutsplatforms kon worden verdedigd. Om deze reden werd in Italië een bastion ontwikkeld dat bestond uit een stompe driehoekige vorm die door middel van twee korte muurstukken de zogenoemde flanken met de muur werd verbonden. In deze flanken stonden lichte kanonnen opgesteld, vaak op meerder beschutte niveaus (kazematten). De flanken werden terugspringend in het bastion aangebracht. Het geschut kreeg vaak extra bescherming door de ronde of veelhoekige overgang (schouder of orillon) van de schuine voorzijden van het bastion naar de flanken.
Vroegst bekende voorbeeld Italiaans bastion Nederlanden
Rond 1515 worden deze bastions in Italië voor het eerst opgenomen in ommuringen van steden. Het bolwerk in Ravenstein is vooralsnog het vroegst bekende voorbeeld van de toepassing van een Italiaans bastion in de Nederlanden. Met zijn begindatering van 1509 of 1510 is Ravenstein een uitzonderlijk vroeg voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling, waarbij echter niet zeker is of het bastion ook daadwerkelijk opgenomen is geweest in de stadsommuring, of dat het gaat om een vooruitgeschoven bastion dat als eerstelijns verdediging heeft gefunctioneerd. Deze wijze van verdedigen is wereldwijd tot ver in de negentiende eeuw toegepast.
Archeologisch onderzoek met 3D-laserscanning
De opgraving is met 3D-laserscanning in kaart gebracht. Dezelfde technologie wordt gebruikt in de documentaireserie `Time Scanners’ van National Geographic; het is hier zelfs met dezelfde apparatuur gedaan. 3D-scanning heeft eerder bij projecten als het Domplein en de Armenhoef zijn waarde bewezen. In het geval van het Philips van Kleef-bolwerck boden de scans een totaaloverzicht. Het ging hier om vier verschillende blootgelegde stukken onderdeel van dezelfde structuur verspreid over een tuin van 70 are groot. Ter plekke was de samenhang van deze delen niet direct vanzelfsprekend, maar de gekoppelde scans van de blootgelegde onderdelen maakte veel duidelijk voor de reconstructie.
3D scannen uitgelegd
3D scannen maakt het mogelijk om bestaande situaties geheel tot in detail vast te leggen door 360° rond te meten met bijna een miljoen punten per seconden. Elke millimeter in de omgeving wordt hiermee omgezet in meetpunten, die samen een puntenwolk van vele miljoenen punten opleveren. Er zijn in het geval van Ravenstein fotorealistisch gekleurde pointclouds gemaakt door scans aan te vullen met HDR-fotografie. Uit deze data zijn een bovenaanzicht van het hele gebied en zeven doorsneden van het vestingwerk geproduceerd.
Voordelen 3D scannen archeologie
De onderzoekers kregen ook een scanviewer tot hun beschikking waarmee later op kantoor details nader konden worden bekeken en aanvullende metingen konden worden gedaan. Verder zijn de 3D-scans later ook goed te gebruiken voor publiekspresentaties. Gemak speelt ook een rol. De geschutskoker op het bolwerk loopt taps toe en is aan het einde maar een meter hoog. Op die plek meten is verre van comfortabel, waardoor de details toch minder goed worden vastgelegd. En dat de baksteenlijnen in dit geval niet waterpas lopen, valt in die nauwe, donkere koker minder goed op dan wanneer de scandata rustig achter een bureau worden bestudeerd.
3D scan vervangt veel tekenwerk
Omdat 3D-scannen alle data vastlegt, verdwijnt de noodzaak om te tekenen. Niet alles hoeft te worden getekend wanneer er wordt gewerkt met high-end scandata. De juiste software kan orthofoto’s genereren van hoogwaardige gekleurde pointclouds. Orthofoto’s zijn zuivere orthogonale aanzichten van de pointcloud op schaal. Een orthofoto kan worden gebruikt als onderlegger voor het tekenen van het (boven)aanzicht van een terrein of object, maar zelf tekenen is nu niet eens meer nodig.
Orthofoto’s zijn erg waardevol in archeologie en bouwhistorie, omdat een slimme automatisering het dure, onnauwkeurige schetsen vervangt. De mensen in het veld kunnen zich dan richten op het belangrijke werk: analyse en interpretatie. Wanneer de laserscan op de juiste manier is gemaakt, is het vervaardigen van orthofoto’s erg goedkoop; vaak vele malen goedkoper dan handmatig tekenen en fotograferen. PelserHartman heeft voor dit project een werkmethode ingezet die handmatig overtekenen overbodig maakt. Orthofoto’s zijn daarin al de complete documentatie. Ook wanneer een schematische tekening gewenst is, bijvoorbeeld om aantekeningen op te maken, is er een automatisering bedacht die snel een lijntekening genereert van elk mogelijk aanzicht.
Toekomstplannen
De in 2012 opgerichte Stichting Vestingwerken Ravenstein (SVR) ging in 2014 een nieuwe fase in. Besloten werd het vestingwerk voor de verre toekomst herkenbaar en beleefbaar te maken. Architect Maurits Cobben werd belast met de vormgeving van het project. In grote lijnen bestaat dat uit het met metselwerk conserveren van het front van de geschutskelder, het zichtbaar maken van de contouren van het schootsveld en van de bijbehorende stadswal. Daarnaast wordt de kazemat met glasplaten bedekt om deze te onttrekken aan weersinvloeden, maar toch zichtbaar te houden. In juli 2015 is gestart met het onder archeologische begeleiding uitgraven van het voormalige schootsveld en de restauratie van het front van de geschutstrechter van het voormalige verdedigingswerk. Het bestuur van de stichting hoopt het project dit najaar te realiseren.